dinsdag 25 januari 2011

Om een kort verhaal lang te maken: genealogie-sites - Ding 19

Na mijn joker van de vorige keer heb ik me weer wat verdiept in het onderwerp van Ding 19. Ik weet zelf heel weinig van genealogie. Ook kom ik in mijn werk niet zoveel genealogen tegen, ik heb niet zo veel te maken met de publiekskant. Wel weet ik dat het een van de grootste (misschien wel dé grootste?) groepen gebruikers van archieven zijn. Er wordt niet voor niets veel geïnvesteerd in nadere toegangen op bevolkingsadministraties, doopboeken en dergelijke.

Eigenlijk is genealogie bij uitstek een “web 2.0” bezigheid, je bent immers bezig met het ontrafelen van netwerken, waarin iedereen aan een ander draadje begint, maar de draadjes komen al gauw bij elkaar. De wisdom of the crowd komt dan goed van pas. Ik vind het dan ook leuk om te zien hoe goed er wordt samengewerkt, en hoeveel mensen op fora voor elkaar over hebben. (bijv. een stukje transcriberen om middernacht).

Maar goed, waar veel mensen samenwerken, is er behoefte aan een standaard. En waar behoefte is aan een standaard, wordt hierover gebakkeleid. Volgens mij is dit een best interessante casus om te zien hoe archieven en archiefgebruikers met ICT en standaarden omgaan. Als ik het goed begrijp, is Gedcom het de facto standaard bestandsformaat voor stambomen. Gedcom is in de jaren tachtig ontwikkeld door de Church of Jesus Christ of Latter-day Saints, aka de Mormonen. Zij geloven namelijk dat ook de ziel van gestorven familieleden kan worden gered door deze postuum te dopen. Vandaar dat ze er belang aan hechten om de namen van voorouders te achterhalen. Ergens in Utah staat een manshoog doopvont waar de hele dag mensen (levenden, dat dan weer wel) in ondergedompeld worden, als stand-in van de doden. Ik denk niet dat alle gebruikers van Family Search indexing zich realiseren dat ze meewerken aan deze hocus pocus.





(zie verder hier, documentaires zijn aanraders, trouwens!)

Enfin, de Mormonen zijn blijkbaar al een heel eind met dopen, want Gedcom is al sinds 1996 niet meer echt geupdate. De standaard is niet compatible met nieuwe mogelijkheden die XML en 2.0 toepassingen bieden. (zie deze draad op stamboomforum) Daarom is er buiten de Mormoonse kerk een initiatief om Gedcom de 21ste eeuw in te helpen.

Als er dan al een standaard zou zijn om genealogische bronnen en stambomen mee uit te wisselen, kun je er weer over discussiëren hoe dit moet worden aangeboden, en wie daar subsidie voor moet krijgen. Zie bijvoorbeeld de discussie over WieWasWie en het CBG (van StamboomNederland.nl), die beiden met publieke middelen genealogische applicaties aan het bouwen zijn. En dan zijn er nog de talloze, (verschillende!) nadere toegangen en crowdsource projecten van archiefinstellingen zelf. Allemaal op zich leuke en enthousiaste initiatieven, maar niet echt gericht op data uitwisseling.  Hoeveel moet je investeren in het ontwikkelen van tools die alleen voor genealogen interessant zijn? Moet je je niet beperken tot het aanbieden en zo open mogenlijk ontsluiten van je bronnen (daar komt dan wel weer het standaarden-verhaal om de hoek kijken), zodat je het ontwikkelen van flitsende flash tooltjes en het onderhouden van een community aan de markt over kan laten? Of is dat  juist een prima kans om je doelgroep aan je te binden?

Wat me verder opvalt bij deze genealogie-sites: sommige sites geven geen goede mogelijkheid tot bronvermelding, (zie artikel Rob van Drie). Bij de digitale studiezaal van het Haags Gemeentearchief ga ik er als gebruiker van uit dat hier alleen bronnen van het archief zelf op staan. Maar in de kleine lettertjes lees ik:

 Multimediabestanden in de Virtuele Studiezaal zijn niet afkomstig uit de collecties van het Haags Gemeentearchief, en zijn ook niet door het Haags Gemeentearchief ge-upload. Het Haags Gemeentearchief is dan ook niet aansprakelijk voor inbreuken op rechten van derden. Als u meent dat uw rechten worden aangetast door een multimediabestand dat door een andere gebruiker van de Virtuele Studiezaal is ge-upload, kunt u de beheerder van de Virtuele Studiezaal vragen dit multimediabestand te verwijderen.”
Ook bij de site van papier naar digitaal is het me niet helemaal duidelijk waar de bronnen vandaan komen. Ik keek naar bronnen uit het werkgebied van het Stadsarchief Amsterdam. Neem bijvoorbeeld de Dopen NG Oudekerk 1764, 1768-1769. Waarom vind ik geen inventarisnummer of vindplaats? Ook in de archiefbank van het stadsarchief Amsterdam vind ik ze niet zo gauw terug. Mis ik wat? Of vinden genealogen de herkomst van een bron niet zo interessant?

Laatste punt: de site van papier naar digitaal was in eerste instantie een geweldig initiatief om genealogisch onderzoek minder plaatsafhankelijk te maken. Maar ik denk dat het ook de digitaliserings initiatieven van archieven zelf een beetje bijt. Bij het scan-on-demand systeem van het stadsarchief betaal je altijd hetzelfde bedrag voor een scan, ongeacht of het document al gedigitaliseerd is. De baten van reeds gedigitaliseerde aanvragen komen ten goede aan het verder ontsluiten van de collecties. Ik weet eigenlijk niet hoe “wij”  omgaan met het publiceren van aangekochte scans. Maar ik kan me voorstellen dat “we” liever gecontroleerde, kwalitatief goede scans online hebben staan, dan door vrijwilligers gemaakte foto’s (al zijn die overigens vaak ook van prima kwaliteit). Maar als deze scans gratis en voor niets op een andere site staan, zullen de inkomsten voor het verstrekken van scans weer minder worden.

maandag 24 januari 2011

#18 Library Thing - nu ff niet

Ik heb nu 17 dingen lang mijn best gedaan en braaf alle dingen gedaan en uitgezocht... dan zet ik nu een keer mn joker in:

Leuk om te weten dat het bestaat hoor, en ik vind het ook wel geinig dat je een plaatje van het boek dat je aan het lezen bent in je blog kunt zetten. Maar ik zie eerlijk gezegd de link niet met 23 archiefdingen. Dit lijkt me meer voor de persoonlijke hobby. En aangezien ik de laatste tijd niet eens aan het lezen van boeken toe kom, heb ik niet zo veel zin om weer ergens een profiel aan te maken, en vervolgens boeken te gaan catalogiseren. Dus. Pas!

Ding 17 alweer....

Sociale netwerken…tja. Ik ben ooit heel enthousiast op Hyves begonnen, maar mijn profiel slaapt al een tijdje. Ik zet er zelf nooit wat op, zo heel af en toe “vind” iemand me via Hyves en dat vind ik dan wel weer aardig.
Veel van mijn vrienden zijn actief op Facebook. Die houd ik in de gaten door mee te lezen over de schouder van mijn vriend, want zelf heb ik  geen zin om een account aan te maken…  Staat al een tijd op het lijstje “to do”…
Maar goed, door mijn “over de schouder”-ervaring weet ik dus wel wat facebook inhoudt. Ik vind ook de facebook pagina van het Stadsarchief een waardevolle activiteit, een goede manier om contact te onderhouden met geïnteresseerden van de organisatie. Ik vind het alleen jammer dat de posts redelijk anoniem zijn, “het stadsarchief zegt” is toch wat onpersoonlijk. Ik neem aan dat meestal André er achter zit?

Wel vind ik het een beetje zonde dat facebook-feeds steeds minder inhoudelijk worden. Mensen klikken aan dat ze dit of dat “leuk vinden”, en dat is het dan. Je vindt leuk dus je bent?

Ook op Linked-in ben ik nog niet te vinden (inderdaad: geen zin om profiel aan te maken ;-) ). Wel op archief 2.0, overigens. Een tijd lang heb ik echt ALLES gelezen wat er op die site werd gepost, en soms reageerde ik ook wel eens. Maar na een tijdje wordt dat toch minder, ik denk vaak: wie ben ik om dáár iets over te melden? En het kost zoveel tijd hè? Ik neem wel altijd even de webtips van Yvonne door.

Verdorie...

Hoe krijg ik die google talk toolbar in mijn blog?? Ik heb een brokje html om te pasten:


<IFRAME height=60 src="http://www.google.com/talk/service/badge/Show?tk=z01q6amlqc7r38lj8k6pu2cqlljh2ik41tsfnonckmh6qoper7me9ab0ho9lojucpss6am86b2mr41u2f3mt1bf7eqertfsg1bpl70s6necqkhcqhujtdgr2brkk30rkqrsi57phe0pg0hjr7rjs6hp1oqjn6u0sg8sr68a80&amp;w=200&amp;h=60" frameBorder=0 width=200 allowTransparency></IFRAME>


En nu??

ROFL LOL <|8-D CUL8tOr!

Chatten was zo ongeveer het eerste wat ik deed op internet. We schrijven het jaar 1995 des heeren, op mijn middelbare school stonden twee computers met internetverbinding, en ook thuis was mijn digitaal ingestelde vader al online. De leraren hadden geen idee wat je er mee kon, maar een slim vriendinnetje van mij wees me op Netscape, Altavista en IRC. Op het wereldwijde web kon ik eigenlijk nog niks interessants te vinden, maar het chatten vond ik wel leuk. Met wildvreemden. Die dan met me flirtten door me een roos aan te bieden: @->->->--. Jammer, jammer dat ik die chats niet heb bewaard. Was nog niet echt bezig met digitale duurzaamheid toen :-).

Toen mijn vader begreep waar IRC voor diende, was het gauw uit met de pret. Hij wilde liever niet dat zijn 15 jarige dochter van wildvreemden digitale rozen ontving.

Op de universiteit kon je instant messages sturen via Pegasus. Dat bleef meestal beperkt tot het woord: “koffie?”, waarna de chat IRL (in real life) werd voortgezet.  Op school en de universiteit werden al snel alle bekende chat-functies verboden of verbannen. Maar de ene was nog niet verboden of de andere werkte alweer, ebuddy, aMSN… Ik vond het ook onzin, dat verbieden. In mijn eerste baan was MSN een heel geaccepteerd communicatiemiddel onder collega’s.

Enfin, het chatten heb ik altijd een handig en natuurlijk communicatiemiddel gevonden. Sommige mensen zeggen: ik bel liever even. Ik vind juist dat je iemand eerder stoort door te bellen dan door even te chatten: “Ben je daar?” Bovendien is het prima geaccepteerd om niet (meteen) te reageren op een chat: “oh, de ander zal wel druk zijn”, denk je dan. Vervolgens ga je verder met je werk en reageert de persoon later alsnog.

De recente ontwikkeling dat helpdesk-diensten chats aanbieden, vind ik dan ook een hele goede. Ik snap het argument: “we hebben daar geen tijd voor” niet echt. Je hebt toch ook tijd om een studiezaal te bemensen? Als dan blijkt, dat mensen minder vaak fysiek naar de studiezaal komen, maar wel steeds meer via het web onderzoek doen, dan is een laagdrempelige digitale help-functie een logische stap. Ik vond de rapportage van de chatfunctie hij het BHIC dan ook inspirerend.

Vaak heb je op een site maar een heel kort vraagje, die gemakkelijk via een paar woorden of een link kan worden beantwoord. Zo ben ik laatst goed geholpen door de chat-dienst van de UvA-bibliotheek. Wel heb ik graag een echt mens aan de andere kant van het chatvenster, en niet zo’n rondborstige avatar die bij elke vraag zegt: ik heb uw vraag niet goed begrepen.

Tweedeltweedeltweeet #ding15

Het is zover: ik twitter. Ilse, mijn studiegenoot, vroeg al een tijdje of ik ook op twitter zat, en mijn antwoord was dan standaard: nee ik ben nog niet bij ding 15. Nu dus wel :). Op zich vind ik twitter wel een leuk medium. Een beetje kletsen en meelezen, ik ga het een tijdje proberen.

Maar ja... wéér een profiel aanmaken, wéér een gebruikersnaam verzinnen (mijn favorieten @anje of @nje waren natuurlijk alweer bezet...), wéér een gezellige bio schrijven, wéér de mogelijkheid om mijn profiel te pimpen. Heb ik niet gedaan: dan maar gewoon saai voor het oog van de wereld. Komt nog wel een keer. Een paar mensen die ik ken zaten al op twitter en die ben ik maar meteen gaan volgen. Zelf werd ik onmiddelijk gevolgd door ene Melissa die wel zin had in een avontuurtje, dus ik kon ook meteen de block-functie uitproberen.



Ik wilde de twitter gadget op mijn blog zetten, maar ik weet niet hoe ik deze op de juiste plek krijg... Anyone?